misdienaar
De serie St. Tarcisiusblaadjes nodigt zeker uit tot meer verkenning van het katholiek geloof, het leren kennen van de gebruiken, de materialen en de symboliek binnen de katholieke kerk.
Er zijn prentjes die beschrijven de kelk, het kazuifel of de bonnet. Een mooi plaatje aan de voorkant en een beschrijving op de achterzijde.
Ik heb gekozen voor het prentje van “misdienaar met toog en koorhemd”.
Alleen al het begin van de tekst op de achterzijde is geweldig.
Deze luidt: “Hé! Da’s nou nog eens een jongen om jaloersch op te wezen! Welke jongen wil nu niet graag misdienaar zijn en ook zoo’n mooie toog en zoo’n fijn koorhemd of superplie aan hebben?
Daarna lezen we ook nog dat helaas niet iedereen kan meedoen als misdienaar: “…...dat zou moeilijk gaan, want ’t is allemaal Latijn” .
En ook nog :…………”de misdienaar moet het meest braaf en eerbiedig zijn van allemaal en nooit praten of omkijken!
Een stukje nostalgie: Uit mijn eigen periode als misdienaar (ik woonde en “diende” toen nog in Winterswijk) herinner ik me nog dat er op het hoofdaltaar links en rechts van de kapelaan of pastoor 2 x 2 plaatsen waren voor de misdienaars.
Voetballers als wij waren, noemden we dat de plaatsen voor de rechtsbuiten, rechtsbinnen, linksbinnen en linksbuiten.
De ‘rechtsbuiten’ had de beste plaats: hij mocht bellen, op de gong slaan, het boek naar de andere kant van het altaar brengen, etc.
De ‘linksbuiten’ had het minst te doen en verveelde zich dan meestal ook.
Met mijn broers ging ik iedere dag naar de kerk. Mochten we niet dienen aan het hoofdaltaar dan was er altijd nog “een stille mis” aan één van de twee zij-altaren waar je voor gevraagd kon worden.
En inderdaad: de voertaal was Latijn. Als 7- en 8-jarigen gingen we iedere vrije woensdagmiddag naar een zuster in het Elisabeth-ziekenhuis, die ons het Latijn leerde: Confiteor Deo omnipotenti (……..ik beken voor de almachtige God), Credo in unum Deum (Ik geloof in één God) en Pater Noster qui es in caelis (onze Vader die in de hemel zijt…..).
De misdienaar – die in de vorige eeuw vaak een degelijke opleiding had gehad - was dus het hulpje van de priester/voorganger. Hij mocht brood, water en wijn naar het altaar brengen en bellen op belangrijke momenten tijdens de liturgieviering.
Tijdens de consecratie – de dienst werd nog uitgevoerd met de rug naar het kerkvolk – moest de misdienaar het kazuifel van de priester licht optillen, als hij zijn armen omhoog stak, zodat hij de gewijde hostie aan het kerkvolk kon tonen.
Als je ouder werd - bij ons was dat als je naar de middelbare school ging - kreeg je meer verantwoordelijkheden en werd je uiteindelijk acoliet.
De acoliet droeg de wijwateremmer als de pastoor waterspetterend door de middengang naar achteren liep en de mensen zegende.
Ook mocht hij het wierookvat en het “scheepje” met wierookkorrels aanreiken, met een kruis voorop lopen, etc.
In latere tijd konden ook meisjes dienen in de liturgie. Zij werden misdinettes genoemd.
Op de prentjes hiernaast zien we misdienaars in een rode toog. De rode toog werd bij ons in de kerk alleen gedragen op zon- en feestdagen. Een prachtig met kant afgebiesde superplie maakte het beeld compleet. Glimmend van trots betraden we dan het altaar.
Tot slot: Tarcicius:
Tarcisius is de patroon van de misdienaars. Zijn feestdag wordt op 15 augustus gevierd. Tarcisius – geboren in de 3e eeuw in Rome – is als martelaar gestorven toen hij de communie wilde brengen aan gevangen genomen Christenen. Omdat hij de hostie niet wilde tonen aan zijn belagers werd hij gestenigd tot de dood er op volgde